Artikelindex

Traditie top-10

Naar aanleiding van in 2009 uitgebrachte ranglijst van de belangrijkste Nederlandse tradities (o.a. Sinterklaas, de kerstboom en oliebollen met oud en nieuw) is destijds in het Polderhuisblad een artikel verschenen van Jan Kaland, waarin hij de volgende top-10 van Westkappelse tradities beschrijft. 


1. Dialect
Bovenaan de hitlijst staat zeker en vast het dialect, de taal die veel Westkappelaars nog dagelijks spreken. Het Wasschappels is een soort Zeeuws, maar dan anders, met zijn afwijkende idioom, een eigen woordenschat, de aparte uitdrukkingen, de tongval en de bijzondere betekenissen die woorden en zegswijzen kunnen hebben. Altijd en voor iedereen herkenbaar, voor velen onverstaanbaar.
Anno 2009 is onze taal nog ons belangrijkste cultuurbezit, maar vroeg of laat is het verdwenen. Wordt het niet eens tijd om onze dialectkenmerken te gaan vastleggen?

2. D'n diek
Veel van de gewoonten en gebruiken die samenhingen met de dijk en het dijkwerk zijn uitgestorven of overbodig geworden. Gelukkig is alles in woord, beeld en spullen nog te zien in ons Polderhuis. En nog steeds hangt de Westkappelse leefwijze voor een belangrijk deel samen met wat in waterstaats­kringen wel “de gouden dijk” heette. De dijk verschaft Westkapelle en de inwoners hun identiteit, hun raison d’être, zou je haast zeggen. Wie voelt zich niet verbonden met het dijkwerk, wie is niet gefascineerd door de scheepsrampen. Welke inwoner of toerist, wordt niet naar de dijk getrokken, bie een zachtjes ruusend zêêtje en ook als de stormwind loeit en brult? De paalhoofden bepalen het aanzicht van de dijk en die zijn zelfs uitgeroepen tot cultuurhistorische parels. Dat kan niet verhinderen dat er steeds krachten blijven werken om van de paalhoofden af te komen. Mijn overoudoom Bram Caland zou zich in zijn graf omdraaien bij zoveel onbenul.
En niet voor ’t een of ’t ander, maar waarom varen altijd maar weer de schepen aan Westkapelle voorbij en loopt er nooit eens meer eentje ouderwets op de dijk?

3. Klederdracht
Er zijn niet veel mensen meer die nog op d’r boers zijn. Maar iedereen kent en herkent de streekdracht. Bovendien zijn er veel mensen die voor bijzondere gelegenheden een oud kostuum in de kast hebben hangen. Daarom is het (nog) een levende traditie, die mede bepalend is voor hoe we Westkapelle zien en die thuishoort in de traditie-top-drie.

4. Kermis
1.Zouden wij geen kermis hou’en, meisjes en getrouwde vrouwen. In Westkapelle een retorische vraag, die het belang van onze kermistraditie illustreert. Aan wat er allemaal al over de kermis is gezegd en geschreven ga ik hier niet veel toevoegen. Het is met alles wat er bij hoort een traditie met wortels in een diep verleden en ook  één die het meest tot de verbeelding spreekt. Er zijn om uiteenlopende redenen ook ware kermishaters en dat hoort ook bij de traditie. Voor iedereen de kermis een mijlpaal in het jaar. Nieuwe aardappelen smaken niet als het nog geen kermis is. Voor de een begint met de kermis de zomer, voor een ander de winter.

5. Strandjutten
Vorig jaar kwam er voor het eerst sinds jaren weer een berg planken aan. Erg druk heeft de gemeentelijk strandvonder het er, naar verluidt, niet mee gehad. Strandjutters, ze bleken er dus nog te zijn. Voor een echte zeekanter gaat jutten trouwens veel verder dan alleen het langs de vloedlijn verzamelen van “zêêdricht”. Alles wat de zee biedt, is van onze gading. Vooral als je het kunt eten. Alle soorten vis, krabben, kreeften, kreukels, mossels, garnalen, wulpen, we weten er wel weg mee. Daar hebben we heel wat schaafwonden en ontbering en soms ook een nat pak voor over. We zijn er ook consequent in. De verbijstering en walging van de collega’s van die Westkappelaar waren niet gering, toen hij in de bedrijfskantine op traditionele en ambachtelijke wijze een tôôgkrabbe ontleedde en verslond, natuurlijk inclusief het groene uit de schuute. Dat hadden ze daar toch maar liever niet.

6. Zing maar mee
Aawerwesse heten ze, die liedjes die we bij alle groepsbijeenkomsten in een euforische stemming met z’n allen aanheffen en vijftien coupletten lang uit het hoofd kennen. Over deze volksliedjes bestaat al een uitgebreide literatuur dus ik hoef er hier niet uitgebreid op in te gaan. Maar Westkapellaars, waar zouden ze zijn zonder zang. We zingen dus we zijn, om het maar eens pseudo-filosofisch te zeggen en tegelijkertijd alle twijfel aan onze identiteit weg te nemen.

7. Bijnamen
Bijnamen zijn niet exclusief voor Westkapelle. Ieder dorp met veel eendere familienamen heeft zo’n traditie. Maar de ene bijnaam is de andere niet. Zoals Heineken’s bier anders is dan Amstel, zo zit er ook verschil tussen de Westkappelse bijnamen met die van andere plaatsen. Je proeft het niet maar ’t is er wel.
De mooiste bijnamen zijn die, waar geen voornaam of een lidwoord aan toegevoegd wordt en die nergens op slaan. Majesteit, Noes, Taaisen, Popte, Piston, Puutebêên, Tjol, Kuute, Spekkoeke, als je ze achter elkaar opzegt, klinken ze eerst als de presentielijst van Bordewijks Bint, later als een gedicht van Jules Deelder.

8. Glinten en rode daken
“Een oude wereld is voorbijgegaan – neen, niet helemaal, want daar ligt de sterkste aller dijken, en in de beschutting daarvan het oude dorp, waar iedereen, die er vandaan komt, altijd bij zal blijven horen, zolang de drie molens zullen draaien en zolang de vuurtoren, die er voor eeuwig staat, staan zal. “ Sinds deze overpeinzing van Jons Viruly is er nog veel meer van zijn oude wereld weggevaagd. Ja, de toren staat er nog maar van de drie molens is er maar één over en het dorp is totaal veranderd. Zo zeer veranderd dat mensen die in het oude dorp waren opgegroeid zich de eerste jaren ontheemd voelden. Maar de toren en die ene molen bepalen nog wel steeds het beeld en het is wel bijzonder en ook wel een prestatie dat na de complete herbouw ons dorp in zijn bouwwijze en verschijning een eigen, direct herkenbare uitstraling en sfeer heeft behouden. Zeg Westkapelle en zie een zee van rode daken, de glinten en de toren.
9. Verenigingsleven en sociale activiteiten
In ons dorpje bij de zee is altijd wat te doen, dit dankzij de talloze verenigingen, comités en informele groepjes, die bezig zijn met sportieve, sociale en artistieke activiteiten. Verenigingen zijn iets van de hele Nederlandse cultuur maar Westkapelle heeft toch wel een sociaal-culturele leven als geen ander. Het hele jaar staat bol van allerlei activiteiten en optredens en iedereen is wel ergens actief als vrijwilliger. Het is waar, sommige verenigingen hebben het moeilijk door de vergrijzing en andere maatschappelijke veranderingen. maar daar komen veel, lossere verbanden voor in de plaats. Westkapelle, voor velen the place to be.

10. Way of life
Op de laatste plaats –maar het had evengoed nummer 1 kunnen zijn- zet ik onze leefstijl en de mentaliteit die daarbij hoort, onze way of life, in goed Wasschappels. Rare jongens, die Westkappelaars, hoor ik dikwijls, dus blijkbaar sporen we ergens niet. Laten we daarom eens proberen om, als ware het een zelfportret, “de” Westkappelaar in een ideaaltype te vatten. Een grove, eigenlijk foute generalisatie, maar allez.
We zijn een beetje tegendraads volkje, met een in het verleden ontstaan gezond wantrouwen tegen gezag en overheid en ook wel met ironie, zelfspot en een zeker relativeringsvermogen. Een bijzonder soort humor ook. “Stomme prôôt slae” heet dat. Jezelf al te serieus nemen is hier dodelijk, buiten Westkapelle is het net andersom. Fanatiek en chauvinistisch zijn we niet zo en dat breekt ons als er ergens gewonnen moet worden wel eens op. Kapsones, we hebben ze soms wel maar we zijn er ook allergisch voor. We dringen ons niet snel op en we gunnen iedereen een eigen verantwoordelijkheid. Zo zetten we bij feestjes de flessen op tafel, niet om zo veel mogelijk te drinken, zoals outsiders denken, maar opdat iedereen dat voor zichzelf kan bepalen. Het oude isolationisme, waarbij alles oostelijk van d’n toren niet deugde, hebben we grotendeels afgeschud. Maar niet-Westkappelaars vinden ons nog steeds nogal stug en gesloten. Je komt er nooit tussen, zeggen ze dan. Zelf vinden we dat we wel tolerant zijn, maar toch is een beetje navelstaren ons ook niet vreemd. Zo hebben we wat moeite met mensen, dingen en leefwijzen die we niet direct begrijpen of herkennen. Misschien een soort minderwaardigheidsgevoel, wat je ook ziet in de met flauwe humor omrande aversie jegens ons buurdorp. Een zekere rivaliteit kun je met wat goede wil nog tot de tradities rekenen, maar bewaar ons voor een bekrompen dorpisme.  
We zijn niet zo gedetermineerd door de agrarische leefwijze en verhoudingen als het platteland van Walcheren. Daarom is het hier gezelliger en frivoler dan op veel andere plaatsen, althans de meeste tijd.. De andere kant van die gezellige medaille: altijd alcohol voor jong en oud en een actief roddelcircuit. We lullen wat af op dit dorp.
Als je op zoek gaat naar de verloren tijd, vind je de ware romantiek: een jutezakje op je fiets, “Helo” in de achterdeur brullen, met de geit naar de bok, een konijn strikken, een smouter in de schuur, een eigen lapje land, puzzetrap en zandvreter, gebakken darmen en vosse soppen, vrijdags het glint rijven en je eigen straatje schoonvegen, ’s zondags stokvis. Ook in Westkapelle word je wel een zonderling als je vasthoudt aan deze vergane glorie.