Het Polderhuis wil "Oorlogsaquarium"

Het Dijk- en Oor­logsmuseum Polderhuis wil het oorlogstuig dat bij de geallieerde landing in 1944 is achtergebleven in 't dijkgat en nu onder water ligt, toegankelijk maken voor een breed publiek. Voor dit ‘oorlogs­aquarium’ wordt in eerste instan­tie gedacht aan een mix van foto’s en videobeelden van de landing en de hedendaagse situatie onder het wateroppervlak. Het initiatief komt van amateurduikers. Zij ontdekten dat de zeebodem  in 't Gat op geringe diepte bezaaid ligt met amfi­bievoertuigen, tanks, geschut, tank­versperringen, bunkers en ander materieel. Dat is een aantal maan­den per jaar voor snorkelaars of vanaf een schip met een kijkglas goed te zien, aldus de duikers.

In de PZC van donderdag 15 mei 2014 stond hierover het volgende artikel van Marcel Modde.

De zeebodem bij Westkapelle is in feite één groot on­derwatermuseum. 
Oorlogsaquarium op drempel van Polderhuis

Het tafereel dat zich zo vlak onder het wateroppervlak bij Westkapelle ont­vouwt, doet vredig aan. Een nog herken­bare Buffalo heeft zich gewonnen gegeven aan oprukken­de zakpijpen, tubularia en andersoor­tig plantenleven. Vis, krabbetjes en de voor de Noordzee zeldzame citroenslak vinden bij het amfibievoertuig een vei­lige schutplaats. De rupsbanden zijn losgeslagen en liggen over de volle leng­te in de zanderige bodem. Rondom het dodemansduim, het enige koraal dat Nederland rijk is. Een stukje verderop nodigt een bunker uit tot nadere ver­kenning. De trap omhoog voert naar de geschutskoepel.
En er is nog veel meer, wijzen Roel en Astrid van der Mast op het uitgebreide foto- en videomateriaal dat ze inmid­dels hebben verzameld op hun veelvul­dige duiktochten langs de levende her­inneringen aan de Slag om de Schelde en de geallieerde landing op deWal­cherse kust op 1 november 1944: een groot kanon, tankversperringen van in betonblokken gegoten spoorwegstaven, Sherman tanks en landingsvaartui­gen.
Westkapelle is, naast Normandië, de enige plek waar de geallieerden de Duitse Atlantikwall (die loopt van Noorwegen tot in Spanje) vanuit zee wisten te doorbreken. De zeebodem tussen de paalhoofden voorWestkapel­le vormt in feite één groot historisch onderwatermuseum. Eeuwig zonde dat slechts enkelen daar een kijkje kun­nen nemen, vindt het echtpaar Van der Mast. „Er ligt een strand vol!”

En dus zochten ze contact met het Pol­derhuis net over de dijk. Museumvoor­zitter Jan van Beekhuizen had gelijk oren naar een project om de geschiede­nis zo pal voor zijn deur voor breed pu­bliek toegankelijk te maken. Het idee is films en foto’s van de landing te mixen met de huidige situatie onder de water­spiegel. „Die beelden van weleer zien er vooral heldhaftig uit. Zo lang zo’n landingsvaartuig vaart, is dat een stoer gezicht. Maar wat daar op de bodem ligt, is de realiteit dat er bij de gevech­ten ook veel mis is gegaan. Dat er men­sen zijn omgekomen. Wanneer je dat heldhaftige element op een mooie ma­nier weet te combineren met het per­soonlijke drama wat er ook achter schuil gaat, heb je een ijzersterk ver­haal te vertellen.”

Jan Reijnhoudt, voorzitter van de Com­missie Deltagebied van de Nederlandse Onderwatersport Bond, draagt het plan een warm hart toe. Hij wil er voor waken dat de overheden op de ‘onzali­ge gedachte’ zouden komen het oor­logsmaterieel op te ruimen. De ge­meente Vlissingen heeft hulp van de marine ingeroepen voor een onderzoek naar de veiligheid rond een aantal lan­dingsvaartuigen, zo’n kilometer uit de kust bij Zoutelande. Rondom die wrak­ken liggen granaten en andere munitie open en bloot voor het grijpen. „Ge­woon afblijven”, zeggen Reijnhoudt en Roel van der Mast stellig. „Dan is er he­lemaal niets aan de hand. Dat spul ligt er nu al bijna zeventig jaar en er is nog nooit iets mee gebeurd”, aldus Reijn­houdt die al zijn hele leven inWestka­pelle woont. Desnoods moet alleen de munitie worden geruimd, geeft Van der Mast aan. Dat ligt daar door het uit­eenvallen van de houten landingsvaar­tuigen op een hoopje bij elkaar en vormt dus een betrekkelijk makkelijke klus voor de duik- en demonteerploeg van Defensie. Er is nog een ander be­langrijk aspect waarom het onderwater­leven niet moet worden verstoord, vindt Astrid van der Mast. „Uit respect voor de nabestaanden van de mannen die hier hun leven hebben gelaten voor onze vrijheid. In feite is dit één groot monument voor hen. En temidden van dat alles is tussentijds een prachtige nieuwe natuur ontstaan.”
Voor zover Roel en Astrid heb­ben kunnen nagaan bij hun ver­kenningen van het strijdtoneel, ligt tussen de paalhoofden geen gevaar­lijke munitie meer. Evenmin vormen de restanten daar bij gemiddeld laag water volgens hen een serieus risico voor badgasten. Ook al spoelt één van de bunkers soms bij eb een stukje bloot, tot plezier van plaatselijke jeugd die het bouwwerk als springplank ge­bruikt, en ook al steken de aangegroei­de tankversperringen na de spring­vloed boven het wateroppervlak uit.
De Buffalo ligt eveneens redelijk on­diep, maar houdt minimaal anderhalve meter water boven zich. En dan is er ook nog een enorm anker, dat feitelijk de aanleiding vormt van de contacten met het Polderhuis. Rijkswaterstaat was van plan het anker te bergen en aan het museum te schenken. Dit leid­de tot verzet van wrakduikers, omdat ze na de ruiming van de Duitse mijnen­legger in het Veerse Meer hun duikge­bied verder zagen verschralen. De ber­ging is inmiddels van de baan, maar Van der Mast had al wel het Polderhuis weten te overtuigen dat de ‘collectie’ en aantrekkingskracht van het mu­seum feitelijk verder reikt dan wat bin­nen de muren is te zien. 
Hij wijst op de kans om zo tevens een bijzondere ‘hotspot’ aan de Zeeuwse duiklocaties toe te voegen. „Omdat veel van het oorlogsmaterieel op be­perkte diepte buiten de vaargeul ligt, heb je daar een perfect duikgebied! Het is bovendien een fantastische plek om te snorkelen. Bij helder water kan je zo in de maanden juni tot en met septem­ber al een zeer groot deel van het strijd­toneel bewonderen.” Het diepste ob­ject ligt op meer dan 36 meter, in een put - de maling - voorbij de paalhoof­den. Dat is alleen voor zeer geoefende duikers weggelegd, benadrukt Van der Mast. „En dan nog slechts zelden, van­wege de verraderlijke stroming die daar kan ontstaan.”

Museumvoorzitter Jan van Beek­huizen hoopt het project voor volgend jaar zomer handen en voeten te geven. „Het zou letterlijk een verdieping zijn van wat we nu al la­ten zien over de Slag om de Schelde en de landing en bombardementen op Westkapelle. Je weet dat het spul er ligt, maar dat het zó veel is, heb ik mij nooit gerealiseerd. Als je dat met foto’s, films en overzichtskaarten nu eens weet te ontsluiten voor het grote pu­bliek, dan zou dat toch fantastisch zijn! Dat maakt het verleden tastbaar. En we hebben er ook al een mooie naam voor bedacht: Het Oorlogsaquarium.”

 

Gep. 16-5-2014