Een wandeling door Westkapelle
19 april 2011 (overgenomen uit blog http//ceesmaas.net)
Foto Jan de Jonge
“Kijk”, zegt Jan, “een huis zonder voordeur”.
“Waarom?”, vraag ik.
“Een voordeur is hoogmoed, daarom,” zegt Jan.
Ik begrijp het.
Hoogmoed, in de zwaar christelijke dagen van voor de Tweede Wereldoorlog, was een van de ergste zonden die een inwoner van Walcheren kon bedrijven. Niet alleen in Westkapelle trouwens, maar op heel het eiland. Nederig moest je zijn, nederig en klein, dat was de juiste weg. Dan maar geen voordeur. Want hoogmoed komt voor den val, dat weet toch een ieder?
Tja.
We staan in de Noordstraat van Westkapelle op een frisse maar zonnige voorjaarsvrijdag. En kijken naar een smal wit huis, in een rijtje, met twee raamkozijnen en inderdaad geen voordeur in de voorgevel.
“Daar moet je door de achterdeur naar binnen, overigens geen slechte gewoonte in dit dorp”, zegt Jan.
Jan Kaland is lid van de Stichting Cultuurbehoud Westkapelle, een stichting die zich inzet voor het behoud van de eigen cultuur en tradities in Westkapelle. Het huis in kwestie is één van de weinig overgebleven panden na de verwoesting van het dorp in 1944. Dat, en het gebrek aan een voordeur, maakt het authentiek. Daarom zou je dit huisje kunnen beschouwen als een jong monument, dat bescherming zou moeten verdienen. Precies met dit soort dingen houdt de stichting zich bezig.
Overigens dient de stichting ongevraagd en onbedoeld een breder doel: in deze tijd van oprukkende karakterloze nieuwbouwijken en het uitsterven van de Zeeuwse talen, plus het verlies aan tradities, kortom in de algemene nonchalance van deze nieuwe tijd, is Westkapelle, waar het allemaal nog anders is, uitgegroeid tot hét centrum van de Zeeuwse cultuur.
Nergens anders in Zeeland vind je nog een dorp waar het authentieke Zeeuwse zo gekoesterd en bewaard wordt als in het dorp onder de grote vuurtoren.
Veere, Middelburg en Zierikzee hebben hun VOC-cultuur redelijk goed behouden, maar Westkapelle staat voor de algemeen Zeeuwse cultuur. De cultuur van het platteland. De cultuur van de Zeeuwse dorpen. Zoals het eens was.
Een willekeurige achterdeur gaat open. We stappen de brede tuin in van de Westkappelaars Jan en Appie de Jonge. Ze zijn net bezig met de lenteschoonmaak van de tuin. Appie maakt de vijver schoon, Jan maait het gras. Het huis staat dichtbij de kreek. Ook hier het beeld van een voorgevel met een hoge, brede garagedeur. In de zijgevel: het bekende Zeeuwse raamkozijntje van beton. Een Zeeuwse vlag wappert. Achterin een schuur, met gepotdekselde zwarte planken. “Omdat we vanuit de zitkamer een mooi beeld wilden hebben als we naar buiten kijken,” zegt Jan. En omdat dit de stijl is van Westkappel”. Ook de achtergevel is zwart gepotdekseld. De sfeer in de tuin is relaxed en prettig.
“Dit huis,” zegt Jan, “is mijn anker”.
De wandeling maakt het duidelijk. Westkapelle is een prachtig dorp als je van Zeeuwse bouwstijlen houdt en er oog voor hebt. Overal piepen de traditionele voorgevels op, veelal op onverwachte plekken. Vaak met gepotdekselde zwarte planken. Waterborden in Zeeuws zwart-wit, raamkozijnen met de juiste roe-verdeling, makelaars aan de nokken, en alles is spicspan onderhouden. Goed in de verf. Wat je ziet, is Zeeuwse trots. Veel voorgevels ook, hebben hoge openslaande deuren voor de garage of een kleine schuur. En hoewel veel huizen klein zijn, zijn de tuinen erachter het tegendeel. De Westkappelaar heeft graag de ruimte op zijn eigen lapje grond. Vergeleken met het buurdorp Domburg zijn de tuinen achter de huizen veel groter. Westkapelle is ook nog een van de weinige dorpen waar in het centrum van de bebouwde kom een akker ligt, omsloten door huizen.
En rode dakpannen, rode pannendakjes, misschien wel het kenmerk van het dorp.
“Vroeger realiseerden we dat onszelf niet zo”, zegt Jan Kaland, “maar toen de dijk werd opgehoogd konden we ons dorp pas goed van bovenaf zien, en toen zagen we dat beeld van golvende rode daken.”
Dat is ook het mooie. De tradities en cultuur worden hier niet kunstmatig bewaard. Het is geen subsidie-syndroom. Het is geen moeten. Het maken van gepotdekselde zwarteplankengevels gebeurt hier omdat velen voelen dat het gewoon zo hoort en dat zo willen. Dat maakt Westkapelle niet tot een openluchtmuseum, maar tot een echt, leefbaar dorp. Gemaakt en in standgehouden door de inwoners zelf.
Wat niet zeggen wil dat de situatie in het dorp planologisch ideaal is. Er zijn grote fouten gemaakt in de haast van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Veel oude inwoners vonden na terugkomst hun eigen dorp niet meer terug. Het stratenplan had anders gemoeten, vindt men nu. Minder lange rechte blokken, meer oude kronkelstraatjes, zoals vroeger.
Er zijn bomen te weinig. En die bomen die er staan waaien vaak dood door de snijdende zeewinden die in de lange straten geen belemmering vinden. Om die reden zijn op de markt woestijneiken geplant. Eigenlijk raar, een boom uit de woestijn die hier in de Westkaap tiert. Het zijn ook geen echte stoere bomen zoals je ze verder in het beschutte deel van de Zuidstraat wel vindt. Woestijneiken zijn dunne decoratiebomen, ze worden niet zo hoog ook. Maar ze hebben één groot voordeel: ze kunnen tegen de zoute Westkapelse wind.
April 2011
Cees Maas
Journalist/fotograaf
http.ceesmaas.net
Reactie:
Henk Postma
Zo lezen we ze niet vaak meer, Cees. Van die ouderwetse verhalen waarin de Waan van de Dag een stapje opzij zet voor ‘t alledaagse Licht waarin we de eeuwigheid bezingen…..